De hemel ligt als een poncho over de aarde
We schroeien onze ogen door om het langst
in dat heldere gat te kijken. We zien vlekken
die als één mond spreken
Het gat verdwijnt als een kei over water
wel-niet-wel-niet-wel-niet-niet. We steken de armen uit
naar zoiets groots, zingen als bezeten, bieden op in gebeden
Nooit meer laten we het toeval aan het toeval over
De oudsten schatten de afstand tot het gat, stapelen
kadavers en botten tot een trap. Bijna boven raken ze
in paniek als een kind dat het gat voor z’n hoofd niet vindt
Gepubliceerd op blue-turns-grey.nl